De mooiste novelles van Arthur Schnitzler, vermeldt de cover, maar dat is een verkooptruc, want dat zijn de in Rijkdom verzamelde verhalen ontegensprekelijk niet. Schnitzlers beste werk, dat zijn de Droomnovelle uit 1926 (later door Stanley Kubrick verfilmd als Eyes wide shut ) en Luitenant Gustl (1900), waarin de auteur als eerste de stream of consciousness-techniek gebruikte. Die novelles zijn samen met nog een aantal topstukken uit zijn oeuvre beschikbaar in de reeks LJ Veen Klassiek.
Dat wil evenwel niet zeggen dat de nu gebundelde vertellingen afleggertjes zijn. Ook hier toont Arthur Schnitzler (1862-1931) zich een fijnzinnig psycholoog en de chroniqueur van het Weense fin de siècle, een tijd waarin er onder de burgerlijke façade veel broeide.
Doodsdrift
In Sterven krijgt Felix te horen dat hij nog maar een jaar te leven heeft. Hij wordt emotioneel van hier naar daar geslingerd: periode…Lees verder
De mooiste novelles van Arthur Schnitzler, vermeldt de cover, maar dat is een verkooptruc, want dat zijn de in Rijkdom verzamelde verhalen ontegensprekelijk niet. Schnitzlers beste werk, dat zijn de Droomnovelle uit 1926 (later door Stanley Kubrick verfilmd als Eyes wide shut ) en Luitenant Gustl (1900), waarin de auteur als eerste de stream of consciousness-techniek gebruikte. Die novelles zijn samen met nog een aantal topstukken uit zijn oeuvre beschikbaar in de reeks LJ Veen Klassiek.
Dat wil evenwel niet zeggen dat de nu gebundelde vertellingen afleggertjes zijn. Ook hier toont Arthur Schnitzler (1862-1931) zich een fijnzinnig psycholoog en de chroniqueur van het Weense fin de siècle, een tijd waarin er onder de burgerlijke façade veel broeide.
Doodsdrift
In Sterven krijgt Felix te horen dat hij nog maar een jaar te leven heeft. Hij wordt emotioneel van hier naar daar geslingerd: periodes van levensdrift wisselen af met momenten van moedeloosheid. Ongeloof, angst, berusting en woede maken zich van hem meester, en ten slotte geeft hij zich over aan een totaal fatalisme. Hij wil snel sterven, maar is bang. Daarom wil hij samen met zijn lief uit het leven stappen.
Zijn geliefde staat echter doodsangsten uit want toen zij Felix' diagnose hoorde, bezwoer ze in shock dat ze niet zonder hem wilde leven. Als hij haar aan die 'belofte' herinnert, begrijpt ze dat hij haar woorden letterlijk genomen heeft. Maar voor hij haar iets kan aandoen, vindt ze hem 'in zijn witte hemd, languit, met de benen wijd uiteen en naast hem een omgevallen stoel waarvan hij de leuning nog met één hand vasthield. Uit zijn mond vloeide een streepje bloed over zijn kin naar beneden.' Het noodlot dat precies op dat moment toesloeg? Zelfdoding?
Misschien wilde Felix wel graag dood en was zijn ziekte eerder psychisch, zijn gedrag dat van iemand die een ander tracht mee te sleuren in zijn depressie. In amper 120 pagina's ontleedt Schnitzler deze zieke geest.
In Beate en haar zoon kruipen we dankzij het gebruik van de innerlijke monoloog in het hoofd van een seksueel gefrustreerde vrouw. Na de dood van haar man heeft zij haar lichamelijke verlangens opgeborgen om zich volledig op de opvoeding van haar zoon toe te leggen, maar nu de jongen zeventien wordt en dus niet langer een kind is…
Dat hij in de smaak valt van een lichtzinnige barones, wekt haar lustgevoelens. Het komt haar voor alsof iedere man plots signalen geeft dat hij met haar naar bed wil. Beate raakt geobsedeerd. De jarenlang verdrongen seksualiteit beheerst nu haar leven. Uiteindelijk geeft ze zich over aan een vriend van haar kind, maar wanneer die hun verboden liaison opbiecht, stort Beates zoon in van schaamte. Of is het van jaloezie? Tijdens een moeizaam gesprek in een bootje op het meer kussen moeder en zoon elkaar. De schuit raakt uit evenwicht - symbolisch voor de verstoorde orde - en zij trekt hem mee in haar val.
Freud was fan
Perverse gedachten, ongemakkelijke verlangens, onderdrukte driften - meesterlijk schetst Schnitzler de ongezonde gevoelens. Bij publicatie leidde dat tot schandaal, en niet alleen omdat hij vrijmoedig over allerlei taboes schreef, maar natuurlijk omdat hij genadeloos de vinger op de wonde legde. Niet voor niets had Freud, die op hetzelfde moment in dezelfde stad in de weer was met dezelfde thema's, grote bewondering voor deze schrijver, van wie hij meende dat die aan de hand van zijn personages dezelfde inzichten had verkregen die hij zelf in zijn praktijk slechts moeizaam op het spoor was gekomen.
De sterkste verhalen in deze bundel - die eerder afzonderlijk verschenen - kunnen zonder meer naast Schnitzlers betere werk staan. De andere, die speciaal voor deze uitgave vertaald werden, zoals de twee 'laatste brieven' (een genre waarin we de afscheidsbrief van een personage te lezen krijgen) of het titelverhaal, zijn minder strak en lijken vingeroefeningen voor later werk. Ze behandelen onderwerpen (speelschulden, verloren eer, achtervolgingswaan en neuroses) die Schnitzler elders indringender heeft beschreven. Niettemin: dat nu ook minder bekend werk van de meester beschikbaar wordt in het Nederlands, dat mag je rijkdom noemen.
Vertaald door Jef Rademakers, Borgerhoff & Lamberigts, 432 blz., € 34,99.
Verberg tekst