In maart 1978 werd de Italiaanse christendemocratische politicus Aldo Moro ontvoerd door de extreem linkse Rode Brigades, onder leiding van Mario Moretti. Heel Italië is in de ban van het terrorisme. Moro wordt uiteindelijk dood teruggevonden in de koffer van een Renault. De jonge auteur Giorgio Vasta, die zich in Italië eerder al liet opmerken als redacteur en auteur van korte verhalen, gebruikt dit historisch gegeven als achtergrond voor zijn opmerkelijke debuutroman.
In Palermo zijn drie elfjarige, hoogbegaafde jongeren gefascineerd door de taal en de acties van de Rode Brigades. Ze praten en handelen als volwassenen. ‘Elfjarige lezers van de krant, luisteraars naar het tv-journaal. Het politieke nieuws. Geconcentreerd en schurend. Kritisch, somber. Abnormale preadolescenten.’ Een van deze jongeren is de verteller van het verhaal. Hij is verliefd op ‘het creoolse meisje’, dat bij hem op school zit, maar van wie hij verder niet veel weet. De drie vrienden houden van een zuivere…
Lees verder
In maart 1978 werd de Italiaanse christendemocratische politicus Aldo Moro ontvoerd door de extreem linkse Rode Brigades, onder leiding van Mario Moretti. Heel Italië is in de ban van het terrorisme. Moro wordt uiteindelijk dood teruggevonden in de koffer van een Renault. De jonge auteur Giorgio Vasta, die zich in Italië eerder al liet opmerken als redacteur en auteur van korte verhalen, gebruikt dit historisch gegeven als achtergrond voor zijn opmerkelijke debuutroman.
In Palermo zijn drie elfjarige, hoogbegaafde jongeren gefascineerd door de taal en de acties van de Rode Brigades. Ze praten en handelen als volwassenen. ‘Elfjarige lezers van de krant, luisteraars naar het tv-journaal. Het politieke nieuws. Geconcentreerd en schurend. Kritisch, somber. Abnormale preadolescenten.’ Een van deze jongeren is de verteller van het verhaal. Hij is verliefd op ‘het creoolse meisje’, dat bij hem op school zit, maar van wie hij verder niet veel weet. De drie vrienden houden van een zuivere taal en verzetten zich tegen het rotte dialect van Palermo. Bovenal zijn ze geobsedeerd door de lange, ingewikkelde zinnen, de hoogdravendheid en het nauwkeurige vocabularium van de communiqués die de Rode Brigades verspreiden. Maar bij de terroristen blijft het uiteraard niet bij taal alleen. Ze gaan over tot acties. En ook dit brute geweld gaan de jongeren verabsoluteren. Geweld is immers niet gevaarlijk, het is een esthetiek, een stijl. Vernieling, strijd, destructie en infectie zijn de belangrijkste waarden. Waarvoor precies gestreden moet worden, weten de vrienden eigenlijk niet zo goed.
De jongeren geven zichzelf strijdnamen: Vlucht, Straal en Nimbus. Vlucht ontpopt zich al snel tot ideoloog en leider van de groep. Ze verzinnen een eigen lichaamstaal, het zogenaamde ‘Alfastil’, waarmee ze onderling communiceren. De bedoeling is een taalkundige betekenis aan bepaalde houdingen te geven en op die manier een eigen woordenlijst en grammatica te creëren. Ze noemen elkaar Kameraad. Hoewel hun spieren nog geen kans hebben gehad om te groeien, beginnen ze toch hun lichamen te trainen. Ze scheren hun hoofden kaal en verantwoorden dit tegenover ouders en leraren door te wijzen op een luizenplaag. Op vakantie in het badplaatsje Modello kijken ze tijdens filmmiddagen naar ‘geëngageerde films’. De ultieme consequentie van dit alles ligt in het imiteren van de acties van de Rode Brigades. Ze beginnen onschuldig door het aanleren van het schaduwen en observeren van anderen. Vervolgens bezondigen ze zich aan uiteenlopende vormen van vandalisme. Een en ander wordt in brand gestoken: een prullenmand, jassen van medeleerlingen. Dan wordt het spelen met vuur ernstiger: de auto van de directeur moet eraan geloven, een omstaander wordt gewond, de brandweer komt eraan te pas en de kranten wijden artikelen aan de voorvallen. Aanvankelijk wordt gedacht aan kwajongensstreken, maar omdat de vrienden zelf begonnen zijn met het schrijven van communiqués, is het verband met de Rode Brigades evident. ‘Allereerst moet duidelijk zijn dat onze kern niet door rechtstreekse afstamming, maar wel door politiek-libertijnse inspiratie verbonden is met degenen die al geruime tijd een campagne van georganiseerde strijd voeren tegen de ganglia van de Burgerlijke Staat, met andere woorden: met die Rode Brigades waar wij een geleding van zijn.’ Hun omgeving reageert woedend. Ouders snappen niet dat het terrorisme zelfs tot op een middelbare school is doorgedrongen. Niemand komt op het idee dat de daders elf jaar zouden kunnen zijn. Nog later gaan de jongelui over tot ontvoering en moord. Eerst wordt het zwakste jongetje van de klas ontvoerd, opgesloten en gemarteld. Vlucht ziet geen andere uitweg dan de clandestiniteit in te gaan. Uiteindelijk wordt ook de ultieme solidariteit van het hoofdpersonage op de proef gesteld omdat zijn ‘creoolse meisje’ in het vizier komt. Zij is stom, kan niet praten, en past daarom in het plaatje van de jonge brigadisten.
De materiële tijd is een gecomprimeerde en complexe roman waarover filosofen en linguïsten wellicht nog lang van gedachten zullen wisselen. De woorden blijken tegenover de materiële tijd te staan. Wanneer hij om enige uitleg gevraagd wordt, schuwt Giorgio Vasta moeilijke linguïstische theorieën niet. De roman kan dan ook op vele niveaus worden gelezen. Taal en geweld zijn de centrale thema’s. De jonge brigadisten willen de werkelijkheid wijzigen door ze in taal te vatten en ze met geweld te veranderen. De hoofdpersonages zijn gepassioneerd door taal, maar ook de roman is geschreven in een krachtige en buitengewone taal, die vaak ook moeilijk en soms zelfs hermetisch is. Het geweld in het boek kan worden gelezen als een aanklacht tegen alle totalitaire regimes, als een metafoor van hoe het absolutisme alles en iedereen overheerst.
Bevreemdend is dat de jongeren in stabiele gezinnen worden grootgebracht en dat dus geen enkel sociaal probleem aan de basis ligt van hun acties. Ze keren zich tegen de maatschappij als geheel en willen een compleet nieuwe werkelijkheid creëren. Het geweld is voor hen vanzelfsprekend. Ethiek kennen de jongeren niet. Er is in het boek geen empathie of ironie te vinden. Het hoofdpersonage omschrijft zichzelf dan ook als ‘een ideologisch jongetje, geconcentreerd en fel, een niet-ironisch, anti-ironisch, weerspannig jongetje.’ De auteur weeft bovendien handig heel wat thema’s en metaforen door de roman, wat het geheel nog eens extra moeilijk maakt. Het krioelt in De materiële tijd onder meer van schurftige katten, slakken en bijen. Giorgio Vasta heeft duidelijk heel goed nagedacht alvorens hij zich aan het schrijven heeft gezet. Hij heeft een originele, belangrijke, intense en verontrustende roman achtergelaten.
[Kris Velter]
Verberg tekst