Een uitgekiend plan de campagne, dat is het minste wat je kunt zeggen over de lancering van Net echt, de nieuwe roman van Saskia de Coster (°1976), vier jaar na het veelbesproken Nachtouders (2019). Werkelijk niets is aan het toeval overgelaten, met een precisie waaraan menig militair commandant nog een puntje kan zuigen. Vooruitexemplaren om pers en boekhandel te masseren, affiches in het straatbeeld, filmpjes van een zich de pleuris signerende schrijver. En uiteraard de gewaagde stunt om Net echt af te ronden tijdens een maand isolement in een glazen kooi in het Antwerpse KMSKA. The Author is Present heette dan wel "een artistieke performance" die "het schrijverschap moet demystifiëren", het was een appetizer van formaat voor het eindresultaat, dat nu met een verrassingseffectje erbovenop zelfs sneller dan verwacht in de boekwinkels ligt. Bovendien bedrijft De Coster in Net echt een zoveelste spel met fictie en autofictie, surfend op de golven van de tijdgeest.
'Je blijft maar schrijven over gezinnen. Alsof je met ieder verhaal een stempel dieper door je huid drukt tot hij in je vlees geschroeid staat en deel van je lijf uitmaakt, tot de inkt opgenomen is in je bloedbaan', lezen we in een van die interventies in Net echt waarin de auteur ons rechtstreeks toespreekt en boven haar personages uitzweeft.
Is deze roman een zoveelste variant op de beroemde beginzin van Tolstojs Anna Karenina: 'Alle gelukkige gezinnen lijken op elkaar, elk ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen wijze'? Daar lijkt het op. Zeker is dat De Coster thema's beroert die ze al door andere prisma's bemonsterde. Zoals 'de angst van ouders dat zij niet genoeg van hun kind zullen kunnen houden' (Nachtouders) of disfunctionele gezinnen en relaties in een verkavelingswijk (Wij en ik), met vaak een rebellerende, licht ontsporende dochter.
In het eerste hoofdstuk van Net echt is de bom al gebarsten bij het koppel Manon en Max, die - volkomen van het padje af - om vier uur 's nachts in Kopenhagen in een ijsbad ligt, 'een stuk vlees van achtenveertig jaar oud in een vrieskist'. Yep, we zijn gekatapulteerd in de wereld van hevig worstelende veertigers, met hun opgroeiende dochter Noah als argeloze maar nerveuze toeschouwer. Want: 'Een kind onderzoekt haar ouders de hele tijd, als een seismograaf op zoek naar ondergrondse trillingen.'
Wat volgt, is een vrij uitvoerige - en soms nogal obligate - reconstructie van hoe het zover kwam, vanuit het wisselende perspectief van de drie protagonisten. De Coster dropt hen in het gegentrificeerde, dichtbevolkte Borgerhout, 'de op-één-na-slechtste buurt in Antwerpen'. Manon en Max kochten er in de roes van hun prille verliefdheid ooit een krakend herenhuis 'met veel potentieel' in de (fictieve) Blauwstraat 48. Max is weliswaar architect, maar ze nemen de horde van de 'Aanslepende Verbouwingen' door ze grotendeels uit te stellen. Tot juriste Manon haar carrière voorrang begint te geven bij iCar, een Amerikaanse start-up die via satelliettechnologie de verhuur van lege parkeerplaatsen bestiert. Kan twijfelaar Max - die ontslag neemt bij het architectenbureau - vervolgens niet de zorgende huisman voor Noah worden?
Met monkelende insidekennis van de Antwerpse hipstercommunity beschrijft De Coster de finesses van een middenklassengezin dat zijn neuroses vergeefs inkapselt. Als Max een door seks voortgestuwde affaire met de pruikdragende buurvrouw Lia begint, knarst het tussen M & M, ooit 'de liefde van het heelal'. Maar niet meteen: 'Het geluk hing met haken en ogen aan elkaar en hij moest het vasthouden, dat was zijn enige taak.' Als Kim, hun kleine 'ironische' poedel, sterft, is dat meer dan een signaal: ze zitten op een tikkende tijdbom vol huiskamerdrama. Noah, die met haar eenarmige klasgenote Pixie een overstelpende verliefdheid vol aantrekking en afstoting zal beleven, voelt het naadloos aan.
Ambitie en mislukking
Verschanst De Coster zichzelf achter haar personages of spiegelt ze zich er juist in? Daar alludeert ze op in op zwart papier afgedrukte tussenkomsten waarin over bedrog, fictie, gezinnen, verliefdheden of een vaderrelatie wordt geprakkiseerd. Maar ze spuit evengoed mist over haar eigen vlucht 'uit een cocon na niet één, maar twee affaires'.
Knap is vooral hoe ze het huis in de Blauwstraat - via een van die vele terugkerende, slim ingeweven motieven - haast als een levend organisme laat optreden. Het wordt een draaischijf van herinneringen. Ongetwijfeld zullen veel hedendaagse lezers zich herkennen in 'de ambitie en de mislukking' van de zwaarmoedige, 'lieve, klunzige' Max en de daadkrachtige Manon.
Toch schuurt Net echt te zelden, ook omdat De Coster ondanks een aantal prangende scènes weleens te voorspelbaar te werk gaat en de clichés niet altijd ontloopt. Zo lezen we ergens over een emotie: 'Het was zo fragiel als een zeepbel van glas.' Het is inderdaad alsof we door een glazen wand naar het gehannes van de personages kijken. En uiteindelijk deskundig maar beheerst op afstand worden gehouden. 'Ieder gezin heeft iets ondoordringbaars': het staat er niet zomaar.
Das Mag, 278 p., 22,50 euro.
Verberg tekst