Verblijf : gedichten
Verblijf : gedichten
brokkelt uit je benen gesteente
ook je lichaam heeft spelonken, wist je dat?
sta je in je plassen van water en keien
bouwen druipsteenkegels zich op
tot je oren en daarboven
hoor je de kerkuil niet krassen terwijl je telt
hoeveel druppels vallen
tussen je grote teen en de tweede
rollen de kiezels in lawines naar beneden
maakt het uit of de wespen nog cirkelen
je stenen verliest en voetstappen of je lichaam
hetzelfde is als je gedachten en wat zie je met je ogen?
‘In "verblijf" schept Yasmin Namavar, ik zeg het maar gewoon, een nieuwe mythologie. Ze levert een handboek voor reizigers die op zoek zijn naar een thuis in het lichaam én een thuis in de (on)natuurlijke omgeving. Verwacht hier geen kabbelende regels. Verwacht een monument van zinnelijke en springlevende taal. Nu al het beste debuut van 2025!' ANNE VEGTER
‘Een droom van een debuut’ ROZALIE HIRS
‘De poëzie van Yasmin Namavar lokt ons steeds terug naar het papier, blijkt bij herlezing rijker en rijker.’ JURY HOLLANDS MAANDBLAD BEURS Minder
Details
75 p.
Besprekingen
NBD Biblion
Trouw
Nederland telt onder zijn dichters nogal wat psychiaters. Bijvoorbeeld Vasalis, Rutger Kopland en Frank Koenegracht, om een paar van de bekendsten te noemen. Je zou kunnen denken dat die vooral geïnteresseerd zijn in het surrealisme, met zijn belangstelling voor de duisternis van het onderbewuste. Maar nee, de Nederlandse psychiater-dichter klinkt eigenlijk tamelijk helder en zeker van zichzelf.
Yasmin Namavar, van Syrische afkomst maar geboren in Amstelveen (1983), is ook zo'n dichtende psychiater. Maar zij klinkt in haar debuutbundel VERblijf heel anders: duisterder, beeldender, minder analytisch. In bloemrijke taal, die soms aan Lucebert doet denken, beschrijft ze wat de wereld met haar doet en hoe ze zichzelf probeert te handhaven in de context van werk, familie, liefde, natuur.
In het eerste gedicht 'Vingerafdrukken' geeft ze haar geloofsbrieven:
'Ik ontdoe mij niet van mijn bloedvaten, lymfebanen ik zie er precies uit als mezelf, draag mijn eigen organen verdedig mij tegen virussen, bacteriën naar mijn beste kunnen Mijn huis herbergt dna in mijn tandenborstel, in de inkt van de printer, in het kleine ledikant in de voorkamer'
Oftewel, ze is zichzelf. Maar in het vervolg blijkt dat ze toch bang is sporen van dat zelf, dat ego, achter te laten:
'wanneer ik mijn vuilniszakken leeggooi (...) ben ik dan goed bezig?'
Het is juist deze kleurrijk uitgebeelde onzekerheid of ze zich wel zo bloot moet geven, die deze gedichten hun kracht geeft.
Misschien komt het doordat ze met twee culturen in haar borst leeft, maar feit is dat Namavars gedichten zich onttrekken aan wat er momenteel in de Nederlandse dichtkunst gaande is. Anne Vegter, met haar springerige gedichten ook van invloed op Namavar, heeft het op de achterflap over Namavars 'nieuwe mythologie'. Daar kan ik het wel mee eens zijn.
Deze verzen bewegen zich in een geheel eigen universum, waarvoor ze ook een eigen idioom heeft geschapen. Steeds maakt al het kleine, alledaagse, huiselijke wat ze meemaakt ook deel uit van de kosmos:
'ík spreek de poes van het huis, knik manen planeten tollen uit haar vacht, trillen in hun orbit'
Elders lijkt ze uit de verte te kijken naar het menselijk bedrijf als ze het heeft over onze 'klepperende geslachtsorganen'.
Namavar schrijft over de dagelijkse wereld om haar heen, maar transformeert die voortdurend naar de complexe wereld van haarzelf. Dat is een intens en aandachtvretend proces. Misschien moet je psychiater zijn om dat zo dringend te willen en te kunnen, maar vooral toch dichter. Het levert hele spannende en rijke poëzie op.