Poëzie. Zowel Charlotte Van den Broeck als Ester Naomi Perquin hebben bundels met een persoonlijke inzet geschreven. Daardoor stellen ze zich kwetsbaarder op dan in hun vorig werk.
In onze levens zijn we vaak op meerdere plekken tegelijk afwezig, bijvoorbeeld als we tijdens een gesprek onze e-mails checken op onze smartphone. Zo missen we het overzicht en ontgaat ons belangrijke informatie, maakt Ester Naomi Perquin, de kersverse Nederlandse Dichter des Vaderlands, duidelijk in haar nieuwe bundel Meervoudig afwezig.
In het openingsgedicht laat ze 'onze professor' uitleggen: 'De aard van de afwezigheid, dames en heren, / is zodanig afhankelijk van ons verdwijnen / dat zij niet valt waar te nemen.'
Intussen zijn de studenten al niet meer aan het luisteren en hun spullen aan het inpakken.
In de eerste afdeling, 'De delen', staan heel persoonlijke gedichten, bijvoorbeeld over haar scheiding en de verhuizing als gevolg daarvan. In de delen is het totale te vinden en niet omgekeerd, luidde de stelling van de professor. En dus stapt het nieuwe stel maar een doos in die ze niet mochten openmaken, want …Read more
In onze levens zijn we vaak op meerdere plekken tegelijk afwezig, bijvoorbeeld als we tijdens een gesprek onze e-mails checken op onze smartphone. Zo missen we het overzicht en ontgaat ons belangrijke informatie, maakt Ester Naomi Perquin, de kersverse Nederlandse Dichter des Vaderlands, duidelijk in haar nieuwe bundel Meervoudig afwezig.
In het openingsgedicht laat ze 'onze professor' uitleggen: 'De aard van de afwezigheid, dames en heren, / is zodanig afhankelijk van ons verdwijnen / dat zij niet valt waar te nemen.'
Intussen zijn de studenten al niet meer aan het luisteren en hun spullen aan het inpakken.
In de eerste afdeling, 'De delen', staan heel persoonlijke gedichten, bijvoorbeeld over haar scheiding en de verhuizing als gevolg daarvan. In de delen is het totale te vinden en niet omgekeerd, luidde de stelling van de professor. En dus stapt het nieuwe stel maar een doos in die ze niet mochten openmaken, want de toekomst bevindt zich erin volgens de fabrikant. Maar 'wij stapten voorzichtig de doos in en zagen / dat we mooier dan ooit vergeten zouden wat we / dachten dat ons te wachten stond.'
Op persoonlijk vlak is het oorlog, maar dat beeld wordt ook letterlijk naar het front doorgetrokken: 'We wisten toen al dat we / nooit meer terug- de soldaten aan de overzijde / lagen op hun rug. Ze speelden voor ons, / heel overtuigend, de doden.'
In Meervoudig afwezig gaat het wel vaker over de dualiteit van aan- en afwezigheid, leven en dood, het leven en de literatuur. Want op welke manier bestaan we? Zoals ze schrijft in 'Troost': 'Mocht het helpen: we bestaan massaal niet. Kijk naar zomers / die nooit overgaan, roestvrijstalen keukenmessen, daarnaast / bewegen we getalenteerd, feilloos in het niet-bestaan.'
Maar niet alles is zomaar verloren. Het geheel is dan misschien niet meer aanwezig, maar er zijn nog dingen die overblijven, zoals we in de slotregels van 'Over wat zoek raakt' lezen: 'Van wat zoekraakt / onthoud je tenminste hardnekkig de resten, / nog altijd de ligging, de naam.'
Perquin schrijft om de dingen niet verloren te laten gaan, zodat de taal troost biedt, als een hand die je aanraakt. Maar er is alleen maar ontroostbaarheid, een gevoel van een tekort: 'Het gedicht zit waar je wacht te worden aangeraakt. Verhongert daar.'
In Meervoudig afwezig probeert Perquin op een boeiende manier voor heling te zorgen, vanuit het besef dat dit nooit helemaal kan.
Schuifspanning
Ook in de poëzie van Charlotte Van den Broeck in Nachtroer zit een sterke dualiteit: tussen emotie en rationaliteit, tussen het lichamelijke en het geestelijke en ja, ook hier tussen aan- en afwezigheid. Zoals in de 'schuifspanning' in het gedicht 'Drift': iets raakt iets anders aan, maar er lijkt nauwelijks iets veranderd. En over verandering gaat het hier sterk. De dichter maakt zich los van een voorbije relatie in een reeks waarvoor ze het oneindigheidsteken gebruikt: misschien is het reizen een manier om opnieuw bij jezelf uit te komen.
In het slotgedicht bouwt ze dan ook een boot die haar tegen elke averij zou moeten beschermen. Maar het blijft onduidelijk waarheen de reis leidt: 'de boot zou klaar zijn / waarheen?' We blijven dwalen. Niet toevallig steunt deze bundel op het gedachtegoed van filosoof Emmanuel Levinas, van wie ze een treffende uitspraak als motto kiest: 'Het innerlijke leven, het ik, de scheiding, zijn de ontworteling zelf, de niet-participatie en bijgevolg de ambivalente mogelijkheid van dwaling en waarheid'.
In de bundel zien we dan ook in veel gedichten een lyrisch subject dat zichzelf probeert te vinden, eenzaam in een kamer, dwalend door de stad, ernaar verlangend om anoniem een plaats te krijgen in de stroom van het leven. Maar ook als iemand die dreigt te verdrinken, 'maar een onbekende noemt je nog 'drenkeling' / bij je meest fatale naam / omdat het voor de betekenis niet uitmaakt / of je enkel overboord valt of daadwerkelijk verdrinkt.' Die pogingen om bij iemand te horen en bij zichzelf te komen vat Van den Broeck in zinnelijke, lichamelijke beelden, die aan de poëzie van Peter Verhelst doen denken. Dat heeft ook met het ritme te maken, zoals in deze regels uit het titelgedicht, dat Van den Broeck aan Remco Campert opdraagt en dat stilistisch sterke reminiscenties aan diens onvergetelijke gedicht 'Lamento' oproept: 'en dat jij de mieren niet en de zwellende kleuren niet / dat kleur maar stof en licht dat nauwelijks nog het licht / de avond feloranje even nog'.
Nachtroer is sterk omdat Van den Broeck haar blik naar binnen richt, zonder te vergeten om naar buiten te kijken.
Hide text